Voorkeurshouding

Voorkeurshoudingen bij een kind ontstaan vaak in de eerste weken na de geboorte. Het dan ook van belang dat er snel ingegrepen wordt bij problemen aan het bewegingsgestel van het kind. Omdat problemen zich niet altijd even duidelijk openbaren kan het zelfs bevorderlijk zijn als er preventief naar de spiertjes en botjes van zo’n kleintje gekeken wordt. Anders zijn problemen zoals een afgeplat hoofdje (plagiocephaly) vaak het gevolg.

Oefeningen doen met het kindje is natuurlijk goed, maar oefeningen op zichzelf zijn vaak ontoereikend. Als een kindje immers niet naar links of rechts kán kijken, bijvoorbeeld omdat er iets vastzit, dan zullen ze dit ook niet gaan doen door simpelweg te oefenen. Om het effect van de oefeningen te optimaliseren moet hetgeen wat vast zit eerst beter gemaakt worden. Met kindgerichte chiropractische technieken is dit vaak snel te bereiken.

Voorkeurshoudingen zijn bijvoorbeeld:

Alleen naar links of rechts willen kijken
Overstrekken
Banaanhouding

Oorzaken van een voorkeurshouding

Een voorkeurshouding wordt vaak door de zwangerschap of de bevalling veroorzaakt.

Zwangerschap

Als kleintje zitten we circa negen maanden lekker veilig bij mama in de buik. U kunt zich dit voorstellen als een mandje gemaakt van baarmoeder, omringd door banden en botten zoals het bekken en de lage rug. Terwijl dit misschien wel het best beschermde plekje op aarde is wordt het tegen het einde van de zwangerschap vaak toch wel een beetje krapjes. Tekenen die er op duiden dat je kindje te weinig beweegruimte heeft zijn onder andere een vroege indaling en een lange tijd in dezelfde positie liggen (bijvoorbeeld altijd met het ruggetje aan de rechterzijde). Ook pijn aan je banden, ribben of schaambeen duiden op een gebrek aan ruimte. Als een kindje te lang in dezelfde houding ligt kunnen spieren verkrampen en gewrichten vast gaan zitten. Dit kan tot een voorkeurshouding leiden waarbij symptomen als onrust, afwijkend slaapgedrag, borstvoedingsproblemen en ontroostbaarheid kunnen optreden.

Bevalling

Tijdens de bevalling krijgt het kindje heel wat fysieke kracht te verduren. Elke perswee is op zichzelf al zo’n 30 kilogram. Daarnaast wordt er soms gebruik gemaakt van kunstgrepen als fundus expressie (druk op de buik) of een vacuüm pomp. Het kan ook zijn dat het kindje een houding heeft aangenomen (sterrekijker, stuitligging, schouder dystocie) die een optimale bevalling onmogelijk maakt. Dit alles zorgt ervoor dat het ruggetje, nekje en schedeltje van zo’n kleintje heel wat te voorduren heeft. Het is dan ook niet zo gek dat soms dingen niet helemaal optimaal zijn na een bevalling.

Tijdens de bevalling wordt de schedel door deze krachten ook gemoduleerd. Alle schedelbotjes zitten nog los van elkaar en er zijn zachte plekken (fontanellen) aan voor- en achterzijde aanwezig. Dankzij deze anatomie kan de schedel tijdens de uitdrijving van vorm veranderen en kunnen de schedelbotjes zelfs over elkaar heen bewegen. Een pasgeboren baby heeft daardoor soms een punthoofd, maar dit herstelt zich vaak snel weer. De druk die de schedel heeft moeten verduren kan echter wel voor een gevoeligheid zorgen die langer aanwezig blijft. Het kan dan zijn dat een kindje niet op die zijde van de schedel wil liggen. Ook het aan- en uitkleden kunnen hierdoor pijnlijk en ongemakkelijk worden alsmede het vasthouden van het hoofdje tijdens het oppakken of het borstvoeding geven. Met lichte massage kan het herstel hiervan versneld worden.

Symptomen van een voorkeurshouding

Voorkeurshoudingen zijn er in alle soorten en maten. Een kindje dat alleen naar links of rechts wil kijken is de meest voorkomende voorkeurshouding. Maar ook overstrekken, een banaanhouding en het hoofdje scheef omhoog houden zijn voorbeelden van voorkeurshoudingen.

Een voorkeurshouding kan leiden tot een afgeplatte schedel, fles- en borstvoedingsproblemen of moeite met de controle van het hoofdje. Ook kan het voorkomen dat uw kindje niet lekker op de rug kan liggen of last heeft van reflexbewegingen van bijvoorbeeld armen of nek.

Tips van de chiropractor

Begin vanaf dag een met het bewust stimuleren van links en rechts. Dit doet u bijvoorbeeld door het hoofdje tijdens het slapen afwisselend naar links en naar rechts te leggen. Tijdens de fles- of borstvoeding kunt u de kant die uw kind op moet kijken voor de voeding afwisselen.

Vanaf de allereerste week mag u al met buik tijd beginnen, dit hoeft in het begin niet meer te zijn dan één minuut per dag en kan gedurende de eerste vier weken langzaam opgebouwd worden tot vijf minuten per dag (dit hoeft niet aaneengesloten). Tijdens de tweede maand kunt u dit opbouwen van tien naar twintig minuten per dag, tijdens de derde maand van twintig naar veertig en tijdens de vierde maand negentig.

Laat uw kindje echter nooit alleen als het op de buik ligt!